Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
reduce
I definitely need to reduce my heating costs.
cms/verbs-webp/121112097.webp
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
paint
I’ve painted a beautiful picture for you!
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
exhibit
Modern art is exhibited here.
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
like
She likes chocolate more than vegetables.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
send
The goods will be sent to me in a package.
cms/verbs-webp/123834435.webp
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
take back
The device is defective; the retailer has to take it back.
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tax
Companies are taxed in various ways.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
drive away
One swan drives away another.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
park
The bicycles are parked in front of the house.
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
walk
The group walked across a bridge.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
burn
The meat must not burn on the grill.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
speak
He speaks to his audience.