Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
dance
They are dancing a tango in love.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
invest
What should we invest our money in?
cms/verbs-webp/125385560.webp
wassen
De moeder wast haar kind.
wash
The mother washes her child.
cms/verbs-webp/65199280.webp
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
run after
The mother runs after her son.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
drink
She drinks tea.
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
get by
She has to get by with little money.
cms/verbs-webp/118343897.webp
samenwerken
We werken samen als een team.
work together
We work together as a team.
cms/verbs-webp/90032573.webp
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
know
The kids are very curious and already know a lot.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
work out
It didn’t work out this time.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
listen to
The children like to listen to her stories.
cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
write down
She wants to write down her business idea.
cms/verbs-webp/108218979.webp
moeten
Hij moet hier uitstappen.
must
He must get off here.