Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/115207335.webp
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
open
The safe can be opened with the secret code.
cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
paint
He is painting the wall white.
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tax
Companies are taxed in various ways.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
travel
We like to travel through Europe.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
show
I can show a visa in my passport.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
guarantee
Insurance guarantees protection in case of accidents.
cms/verbs-webp/122398994.webp
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
kill
Be careful, you can kill someone with that axe!
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
paint
The car is being painted blue.
cms/verbs-webp/90821181.webp
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
beat
He beat his opponent in tennis.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
test
The car is being tested in the workshop.
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
persuade
She often has to persuade her daughter to eat.