Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

receive
He receives a good pension in old age.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

feel
She feels the baby in her belly.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

make a mistake
Think carefully so you don’t make a mistake!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

mix
The painter mixes the colors.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

drive home
After shopping, the two drive home.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

suggest
The woman suggests something to her friend.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

know
She knows many books almost by heart.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

walk
The group walked across a bridge.
wandelen
De groep wandelde over een brug.

repeat a year
The student has repeated a year.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

sign
He signed the contract.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
