Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/114231240.webp
lie
He often lies when he wants to sell something.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/83548990.webp
return
The boomerang returned.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/119913596.webp
give
The father wants to give his son some extra money.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
cms/verbs-webp/109071401.webp
embrace
The mother embraces the baby’s little feet.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sort
He likes sorting his stamps.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/62788402.webp
endorse
We gladly endorse your idea.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
cms/verbs-webp/95190323.webp
vote
One votes for or against a candidate.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/102853224.webp
bring together
The language course brings students from all over the world together.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/61280800.webp
exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/91997551.webp
understand
One cannot understand everything about computers.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/80060417.webp
drive away
She drives away in her car.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.