Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/34979195.webp
come together
It’s nice when two people come together.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/123519156.webp
spend
She spends all her free time outside.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/71612101.webp
enter
The subway has just entered the station.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/102238862.webp
visit
An old friend visits her.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/113966353.webp
serve
The waiter serves the food.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/124320643.webp
find difficult
Both find it hard to say goodbye.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
cms/verbs-webp/63935931.webp
turn
She turns the meat.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/92612369.webp
park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/100434930.webp
end
The route ends here.
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/113418367.webp
decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/120259827.webp
criticize
The boss criticizes the employee.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/82095350.webp
push
The nurse pushes the patient in a wheelchair.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.