Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/91997551.webp
comprendre
On ne peut pas tout comprendre des ordinateurs.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/104825562.webp
régler
Tu dois régler l’horloge.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/35862456.webp
commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/55269029.webp
rater
Il a raté le clou et s’est blessé.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/122479015.webp
découper
Le tissu est découpé à la taille.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/41019722.webp
rentrer
Après les courses, les deux rentrent chez elles.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/117490230.webp
commander
Elle commande un petit déjeuner pour elle-même.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/122638846.webp
laisser sans voix
La surprise la laisse sans voix.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/42111567.webp
faire une erreur
Réfléchis bien pour ne pas faire d’erreur!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/102136622.webp
tirer
Il tire le traîneau.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/106608640.webp
utiliser
Même les petits enfants utilisent des tablettes.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/60111551.webp
prendre
Elle doit prendre beaucoup de médicaments.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.