Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
comprendre
On ne peut pas tout comprendre des ordinateurs.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
régler
Tu dois régler l’horloge.
instellen
Je moet de klok instellen.
commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
rater
Il a raté le clou et s’est blessé.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
découper
Le tissu est découpé à la taille.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
rentrer
Après les courses, les deux rentrent chez elles.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
commander
Elle commande un petit déjeuner pour elle-même.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
laisser sans voix
La surprise la laisse sans voix.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
faire une erreur
Réfléchis bien pour ne pas faire d’erreur!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
tirer
Il tire le traîneau.
trekken
Hij trekt de slee.
utiliser
Même les petits enfants utilisent des tablettes.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.