Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/23257104.webp
pousser
Ils poussent l’homme dans l’eau.
duwen
Ze duwen de man het water in.
cms/verbs-webp/90287300.webp
sonner
Entends-tu la cloche sonner?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/121820740.webp
commencer
Les randonneurs ont commencé tôt le matin.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/79582356.webp
déchiffrer
Il déchiffre les petits caractères avec une loupe.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/108520089.webp
contenir
Le poisson, le fromage, et le lait contiennent beaucoup de protéines.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
cms/verbs-webp/82378537.webp
jeter
Ces vieux pneus doivent être jetés séparément.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
cms/verbs-webp/118064351.webp
éviter
Il doit éviter les noix.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/80116258.webp
évaluer
Il évalue la performance de l’entreprise.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/117491447.webp
dépendre
Il est aveugle et dépend de l’aide extérieure.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/102114991.webp
couper
La coiffeuse lui coupe les cheveux.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/121670222.webp
suivre
Les poussins suivent toujours leur mère.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/104759694.webp
espérer
Beaucoup espèrent un avenir meilleur en Europe.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.