Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

iti naprej
Na tej točki ne moreš iti naprej.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

omeniti
Šef je omenil, da ga bo odpustil.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

oblikovati
Skupaj oblikujemo dobro ekipo.
vormen
We vormen samen een goed team.

zbežati
Vsi so zbežali pred ognjem.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

poskusiti
Glavni kuhar poskusi juho.
proeven
De chef-kok proeft de soep.

hraniti
Denar hranim v nočni omarici.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

zahtevati
Od osebe, s katero je imel nesrečo, je zahteval odškodnino.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

shraniti
Moji otroci so shranili svoj denar.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

postreči
Natakar postreže s hrano.
serveren
De ober serveert het eten.

potegniti gor
Helikopter potegne gor dva moška.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

priti
Letalo je prispelo točno.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
