Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

odpeljati
Vlak odpelje.
vertrekken
De trein vertrekt.

vrniti
Bumerang se je vrnil.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

biti
Ne bi smel biti žalosten!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

mešati
Slikar meša barve.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

pisati
Piše pismo.
schrijven
Hij schrijft een brief.

izpulliti
Plevel je treba izpulliti.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

voditi
Najbolj izkušen planinec vedno vodi.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

odpovedati
Let je odpovedan.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

peljati skozi
Avto se pelje skozi drevo.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

pojaviti se
V vodi se je nenadoma pojavila velika riba.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

mimoiti
Oba se mimoitita.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
