Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

name
How many countries can you name?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

travel
We like to travel through Europe.
reizen
We reizen graag door Europa.

get by
She has to get by with little money.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

ride
They ride as fast as they can.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

log in
You have to log in with your password.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

chat
Students should not chat during class.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

taste
This tastes really good!
smaken
Dit smaakt echt goed!

bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

touch
He touched her tenderly.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

pick
She picked an apple.
plukken
Ze plukte een appel.

kick
Be careful, the horse can kick!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
