Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

send
I sent you a message.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

complete
They have completed the difficult task.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

reward
He was rewarded with a medal.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

stop
The policewoman stops the car.
stoppen
De agente stopt de auto.

pursue
The cowboy pursues the horses.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

sit
Many people are sitting in the room.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

call
She can only call during her lunch break.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

train
Professional athletes have to train every day.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.

explore
The astronauts want to explore outer space.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

miss
The man missed his train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

dare
I don’t dare to jump into the water.
durven
Ik durf niet in het water te springen.
