Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

hate
The two boys hate each other.
haten
De twee jongens haten elkaar.

restrict
Should trade be restricted?
beperken
Moet handel worden beperkt?

lose
Wait, you’ve lost your wallet!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

lie
He often lies when he wants to sell something.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

keep
You can keep the money.
houden
Je mag het geld houden.

set back
Soon we’ll have to set the clock back again.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

allow
One should not allow depression.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

let go
You must not let go of the grip!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

drive
The cowboys drive the cattle with horses.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

trust
We all trust each other.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
