Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

set back
Soon we’ll have to set the clock back again.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

run towards
The girl runs towards her mother.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

leave out
You can leave out the sugar in the tea.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

dance
They are dancing a tango in love.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.

reward
He was rewarded with a medal.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

wake up
The alarm clock wakes her up at 10 a.m.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

have at disposal
Children only have pocket money at their disposal.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

destroy
The tornado destroys many houses.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

cause
Sugar causes many diseases.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
