Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

order
She orders breakfast for herself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

miss
He missed the nail and injured himself.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

hate
The two boys hate each other.
haten
De twee jongens haten elkaar.

protest
People protest against injustice.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.

push
They push the man into the water.
duwen
Ze duwen de man het water in.

paint
She has painted her hands.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

find one’s way back
I can’t find my way back.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

should
One should drink a lot of water.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.

go bankrupt
The business will probably go bankrupt soon.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

open
The festival was opened with fireworks.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

prove
He wants to prove a mathematical formula.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
