Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

push
The nurse pushes the patient in a wheelchair.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

influence
Don’t let yourself be influenced by others!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

get through
The water was too high; the truck couldn’t get through.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

exclude
The group excludes him.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

search for
The police are searching for the perpetrator.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

get used to
Children need to get used to brushing their teeth.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

go
Where are you both going?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

own
I own a red sports car.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

promote
We need to promote alternatives to car traffic.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.

train
The dog is trained by her.
trainen
De hond wordt door haar getraind.

decipher
He deciphers the small print with a magnifying glass.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
