Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/91254822.webp
pick
She picked an apple.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/68841225.webp
understand
I can’t understand you!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
cms/verbs-webp/61162540.webp
trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/15353268.webp
squeeze out
She squeezes out the lemon.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/124545057.webp
listen to
The children like to listen to her stories.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/86710576.webp
depart
Our holiday guests departed yesterday.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/79582356.webp
decipher
He deciphers the small print with a magnifying glass.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/103719050.webp
develop
They are developing a new strategy.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/96668495.webp
print
Books and newspapers are being printed.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
cms/verbs-webp/36190839.webp
fight
The fire department fights the fire from the air.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/31726420.webp
turn to
They turn to each other.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/71883595.webp
ignore
The child ignores his mother’s words.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.