Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
paint
The car is being painted blue.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
waste
Energy should not be wasted.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
move in together
The two are planning to move in together soon.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
accept
Credit cards are accepted here.
cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
receive
He receives a good pension in old age.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
increase
The company has increased its revenue.
cms/verbs-webp/122789548.webp
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
give
What did her boyfriend give her for her birthday?
cms/verbs-webp/81973029.webp
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
initiate
They will initiate their divorce.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protest
People protest against injustice.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
bring together
The language course brings students from all over the world together.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
explore
Humans want to explore Mars.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
beat
Parents shouldn’t beat their children.