Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
develop
They are developing a new strategy.

schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
kick
They like to kick, but only in table soccer.

vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
forgive
She can never forgive him for that!

antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
respond
She responded with a question.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
rustle
The leaves rustle under my feet.

verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
remove
The craftsman removed the old tiles.

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
ride
Kids like to ride bikes or scooters.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
kill
Be careful, you can kill someone with that axe!

terugkomen
De boemerang kwam terug.
return
The boomerang returned.

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
start
The hikers started early in the morning.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
