Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/115291399.webp
willen
Hij wil te veel!
want
He wants too much!
cms/verbs-webp/33463741.webp
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
open
Can you please open this can for me?
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
sell
The traders are selling many goods.
cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
give birth
She will give birth soon.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
remove
The craftsman removed the old tiles.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
name
How many countries can you name?
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
burn down
The fire will burn down a lot of the forest.
cms/verbs-webp/113136810.webp
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
send off
This package will be sent off soon.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
go further
You can’t go any further at this point.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
go
Where are you both going?
cms/verbs-webp/42212679.webp
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
work for
He worked hard for his good grades.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.