Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
speak
One should not speak too loudly in the cinema.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
prove
He wants to prove a mathematical formula.
cms/verbs-webp/32796938.webp
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
send off
She wants to send the letter off now.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignore
The child ignores his mother’s words.
cms/verbs-webp/84850955.webp
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
change
A lot has changed due to climate change.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
discuss
The colleagues discuss the problem.
cms/verbs-webp/75195383.webp
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
be
You shouldn’t be sad!
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
destroy
The tornado destroys many houses.
cms/verbs-webp/89025699.webp
dragen
De ezel draagt een zware last.
carry
The donkey carries a heavy load.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publish
Advertising is often published in newspapers.
cms/verbs-webp/104825562.webp
instellen
Je moet de klok instellen.
set
You have to set the clock.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
thank
I thank you very much for it!