Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/118011740.webp
bou
Die kinders bou ’n hoë toring.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/94153645.webp
huil
Die kind huil in die bad.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeer
Daar is baie vroue wat aan my universiteit studeer.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stop
Die polisievrou stop die kar.
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/84850955.webp
verander
Baie het verander as gevolg van klimaatsverandering.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/96571673.webp
verf
Hy verf die muur wit.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belas
Kantoorwerk belas haar baie.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooi na
Hulle gooi die bal na mekaar.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/87317037.webp
speel
Die kind verkies om alleen te speel.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/78932829.webp
ondersteun
Ons ondersteun ons kind se kreatiwiteit.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/128644230.webp
hernu
Die skilder wil die muurkleur hernu.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwys
Die onderwyser verwys na die voorbeeld op die bord.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.