Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

beland
Hoe het ons in hierdie situasie beland?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

studeer
Die meisies hou daarvan om saam te studeer.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

praat met
Iemand moet met hom praat; hy’s so eensaam.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

kyk na
Hy kyk na wie daar woon.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

wil uitgaan
Die kind wil buitentoe gaan.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

sien duidelik
Ek kan alles duidelik sien deur my nuwe brille.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

ontvang
Ek kan baie vinnige internet ontvang.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

oor die weg kom
Beëindig jou stryd en kom eindelik oor die weg!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

waag
Hulle het gewaag om uit die vliegtuig te spring.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

akkommodasie kry
Ons het akkommodasie in ’n goedkoop hotel gekry.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
