Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/49585460.webp
beland
Hoe het ons in hierdie situasie beland?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeer
Die meisies hou daarvan om saam te studeer.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praat met
Iemand moet met hom praat; hy’s so eensaam.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/106725666.webp
kyk na
Hy kyk na wie daar woon.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/120015763.webp
wil uitgaan
Die kind wil buitentoe gaan.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
cms/verbs-webp/115153768.webp
sien duidelik
Ek kan alles duidelik sien deur my nuwe brille.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvang
Ek kan baie vinnige internet ontvang.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/85191995.webp
oor die weg kom
Beëindig jou stryd en kom eindelik oor die weg!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
cms/verbs-webp/115267617.webp
waag
Hulle het gewaag om uit die vliegtuig te spring.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
cms/verbs-webp/110401854.webp
akkommodasie kry
Ons het akkommodasie in ’n goedkoop hotel gekry.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
cms/verbs-webp/120368888.webp
vertel
Sy het vir my ’n geheim vertel.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.