Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/132125626.webp
overtale
Hun må ofte overtale datteren sin til å spise.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/91906251.webp
rope
Gutten roper så høyt han kan.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/110646130.webp
dekke
Hun har dekket brødet med ost.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.