Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
selge
Handlerne selger mange varer.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
servere
Kokken serverer oss selv i dag.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
finne veien
Jeg kan finne veien godt i en labyrint.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
oversette
Han kan oversette mellom seks språk.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
arbeide for
Han arbeidet hardt for sine gode karakterer.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
blande
Du kan blande en sunn salat med grønnsaker.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
hjelpe
Alle hjelper til med å sette opp teltet.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
få tur
Vennligst vent, du får snart din tur!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
fastsette
Datoen blir fastsatt.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
reise
Han liker å reise og har sett mange land.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.