Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/58292283.webp
eisen
Hij eist compensatie.
kreve
Han krever kompensasjon.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
bomme
Han bommet på spikeren og skadet seg selv.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
drikke
Hun drikker te.
cms/verbs-webp/124525016.webp
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
ligge bak
Tiden for hennes ungdom ligger langt bak.
cms/verbs-webp/75508285.webp
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
glede seg
Barn gleder seg alltid til snø.
cms/verbs-webp/100298227.webp
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
klemme
Han klemmer sin gamle far.
cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
skape
Hvem skapte Jorden?
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
se
Hun ser gjennom kikkerten.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
unngå
Hun unngår kollegaen sin.
cms/verbs-webp/84476170.webp
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
kreve
Han krevde kompensasjon fra personen han hadde en ulykke med.
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
ringe tilbake
Vær så snill å ringe meg tilbake i morgen.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
bestemme
Hun klarer ikke bestemme hvilke sko hun skal ha på.