Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
nekte
Barnet nekter maten sin.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
returnere
Hunden returnerer leketøyet.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
oppdatere
Nå til dags må man stadig oppdatere kunnskapen sin.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
skryte
Han liker å skryte av pengene sine.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
sende
Han sender et brev.
cms/verbs-webp/119302514.webp
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
ringe
Jenta ringer vennen sin.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
forbinde
Denne broen forbinder to nabolag.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
avlyse
Flyvningen er avlyst.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
passere forbi
De to passerer hverandre.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
vurdere
Han vurderer selskapets prestasjon.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
passere forbi
Toget passerer forbi oss.
cms/verbs-webp/55372178.webp
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
gjøre fremgang
Snegler gjør bare langsom fremgang.