Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
skape
Hvem skapte Jorden?
cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
motta
Han mottar en god pensjon i alderdommen.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
kaste bort
Energi bør ikke kastes bort.
cms/verbs-webp/92207564.webp
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
ri
De rir så fort de kan.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
søke
Tyven søker gjennom huset.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
få tur
Vennligst vent, du får snart din tur!
cms/verbs-webp/86064675.webp
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
skyve
Bilen stoppet og måtte skyves.
cms/verbs-webp/97593982.webp
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
forberede
En deilig frokost blir forberedt!
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
la stå
I dag må mange la bilene sine stå.
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
få sykemelding
Han må få en sykemelding fra legen.
cms/verbs-webp/110322800.webp
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
snakke dårlig
Klassekameratene snakker dårlig om henne.
cms/verbs-webp/124046652.webp
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
komme først
Helse kommer alltid først!