Ordforråd
Lær verb – nederlandsk

creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
skape
Hvem skapte Jorden?

ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
motta
Han mottar en god pensjon i alderdommen.

verspillen
Energie mag niet verspild worden.
kaste bort
Energi bør ikke kastes bort.

rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
ri
De rir så fort de kan.

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
søke
Tyven søker gjennom huset.

aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
få tur
Vennligst vent, du får snart din tur!

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
skyve
Bilen stoppet og måtte skyves.

bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
forberede
En deilig frokost blir forberedt!

laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
la stå
I dag må mange la bilene sine stå.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
få sykemelding
Han må få en sykemelding fra legen.

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
snakke dårlig
Klassekameratene snakker dårlig om henne.
