Ordforråd
Lær verb – nederlandsk

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
overvåke
Alt overvåkes her av kameraer.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
dekke
Hun dekker ansiktet sitt.

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
teste
Bilen testes i verkstedet.

achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
etterlate
Hun etterlot meg et stykke pizza.

stoppen
De vrouw stopt een auto.
stoppe
Kvinnen stopper en bil.

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
beskytte
Barn må beskyttes.

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
dekke
Barnet dekker seg selv.

voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
føle
Han føler seg ofte alene.

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
lamslå
Overraskelsen lamslår henne.

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
forklare
Hun forklarer ham hvordan enheten fungerer.

betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
betale
Hun betaler på nett med et kredittkort.
