Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
oppbevare
Jeg oppbevarer pengene mine i nattbordet.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
lede
Den mest erfarne turgåeren leder alltid.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
passere forbi
Toget passerer forbi oss.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
eksistere
Dinosaurer eksisterer ikke lenger i dag.
cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
snakke
Man bør ikke snakke for høyt i kinoen.
cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
ringe på
Hvem ringte på dørklokken?
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
forenkle
Du må forenkle kompliserte ting for barn.
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
like
Hun liker sjokolade mer enn grønnsaker.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
begrense
Gjerder begrenser vår frihet.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
dele
De deler husarbeidet seg imellom.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
drepe
Jeg skal drepe flua!
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
forklare
Bestefar forklarer verden for barnebarnet sitt.