Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/1502512.webp
läsa
Jag kan inte läsa utan glasögon.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/82095350.webp
skjuta
Sjuksköterskan skjuter patienten i en rullstol.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/74119884.webp
öppna
Barnet öppnar sitt paket.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/123179881.webp
öva
Han övar varje dag med sin skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/108286904.webp
dricka
Korna dricker vatten från floden.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/18473806.webp
få en tur
Vänta, du får din tur snart!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
cms/verbs-webp/99169546.webp
titta
Alla tittar på sina telefoner.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/109434478.webp
öppna
Festivalen öppnades med fyrverkerier.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/122153910.webp
dela
De delar på hushållsarbetet.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/123834435.webp
ta tillbaka
Enheten är defekt; återförsäljaren måste ta tillbaka den.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/114993311.webp
se
Du kan se bättre med glasögon.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/75195383.webp
vara
Du borde inte vara ledsen!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!