Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/80060417.webp
köra iväg
Hon kör iväg i sin bil.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppa
Kvinnan stoppar en bil.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/100011426.webp
påverka
Låt dig inte påverkas av andra!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/90554206.webp
rapportera
Hon rapporterar skandalen till sin vän.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/114379513.webp
täcka
Näckrosorna täcker vattnet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/106997420.webp
lämna orörd
Naturen lämnades orörd.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/49374196.webp
avskeda
Min chef har avskedat mig.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/85677113.webp
använda
Hon använder kosmetikprodukter dagligen.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/84314162.webp
sprida ut
Han sprider ut sina armar brett.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/90032573.webp
veta
Barnen är mycket nyfikna och vet redan mycket.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/119747108.webp
äta
Vad vill vi äta idag?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/130938054.webp
täcka
Barnet täcker sig självt.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.