Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

beskytte
Moderen beskytter sit barn.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.

komme overens
Afslut jeres kamp og kom nu overens!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

udløse
Røgen udløste alarmen.
activeren
De rook activeerde het alarm.

klare sig
Hun skal klare sig med lidt penge.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

modtage
Han modtog en lønforhøjelse fra sin chef.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.

udforske
Astronauterne vil udforske rummet.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

køre rundt
Bilerne kører rundt i en cirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

arbejde for
Han arbejdede hårdt for sine gode karakterer.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

føle
Hun føler babyen i hendes mave.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

chatte
De chatter med hinanden.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.

besøge
Hun besøger Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
