Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/116166076.webp
pagar
Ela paga online com um cartão de crédito.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/74908730.webp
causar
Muitas pessoas rapidamente causam caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/60395424.webp
pular
A criança está pulando feliz.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/63351650.webp
cancelar
O voo está cancelado.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/102136622.webp
puxar
Ele puxa o trenó.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/86196611.webp
atropelar
Infelizmente, muitos animais ainda são atropelados por carros.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/88597759.webp
pressionar
Ele pressiona o botão.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/129403875.webp
tocar
O sino toca todos os dias.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/68212972.webp
pronunciar-se
Quem souber de algo pode se pronunciar na classe.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/40632289.webp
conversar
Os alunos não devem conversar durante a aula.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/97335541.webp
comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
cms/verbs-webp/125319888.webp
cobrir
Ela cobre seu cabelo.
bedekken
Ze bedekt haar haar.