Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
obter um atestado
Ele precisa obter um atestado médico do doutor.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
discursar
O político está discursando na frente de muitos estudantes.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
imprimir
Livros e jornais estão sendo impressos.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
abraçar
Ele abraça seu velho pai.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
ouvir
Ele gosta de ouvir a barriga de sua esposa grávida.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
tocar
O sino toca todos os dias.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
economizar
A menina está economizando sua mesada.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
atrasar
Logo teremos que atrasar o relógio novamente.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
entregar
Ele entrega pizzas em casas.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
atropelar
Um ciclista foi atropelado por um carro.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
enviar
Estou te enviando uma carta.
sturen
Ik stuur je een brief.