Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

adicionar
Ela adiciona um pouco de leite ao café.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

sair
As meninas gostam de sair juntas.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

enviar
Esta empresa envia produtos para todo o mundo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

assumir
Os gafanhotos assumiram o controle.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

escolher
Ela escolhe um novo par de óculos escuros.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

ligar
Ela só pode ligar durante o intervalo do almoço.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

trocar
O mecânico de automóveis está trocando os pneus.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.

cortar
O cabeleireiro corta o cabelo dela.
knippen
De kapper knipt haar haar.

cobrir
A criança cobre seus ouvidos.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

funcionar
A motocicleta está quebrada; não funciona mais.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

devolver
O cachorro devolve o brinquedo.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
