Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

entrar
O metrô acaba de entrar na estação.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

repetir
Pode repetir, por favor?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

prestar atenção
Deve-se prestar atenção nas placas de trânsito.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

falir
O negócio provavelmente irá falir em breve.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

começar
Uma nova vida começa com o casamento.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

discar
Ela pegou o telefone e discou o número.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

lavar
Eu não gosto de lavar a louça.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

transportar
Nós transportamos as bicicletas no teto do carro.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

contratar
O candidato foi contratado.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
