Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
abrir
Você pode abrir esta lata para mim, por favor?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
falar com
Alguém deveria falar com ele; ele está tão solitário.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
carregar
O burro carrega uma carga pesada.
dragen
De ezel draagt een zware last.
misturar
Você pode misturar uma salada saudável com legumes.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
resumir
Você precisa resumir os pontos chave deste texto.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
conduzir
Os carros conduzem em círculo.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
concordar
Os vizinhos não conseguiram concordar sobre a cor.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
enviar
Esta empresa envia produtos para todo o mundo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
alugar
Ele está alugando sua casa.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.