Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

sair correndo
Ela sai correndo com os sapatos novos.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

noivar
Eles secretamente ficaram noivos!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

cobrir
Ela cobre seu cabelo.
bedekken
Ze bedekt haar haar.

funcionar
A motocicleta está quebrada; não funciona mais.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

pendurar
A rede pende do teto.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

ficar para trás
O tempo de sua juventude fica muito atrás.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

queimar
Você não deveria queimar dinheiro.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

estar ciente
A criança está ciente da discussão de seus pais.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.

sair
Muitos ingleses queriam sair da UE.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

pensar fora da caixa
Para ter sucesso, às vezes você tem que pensar fora da caixa.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.

mudar-se
Meu sobrinho está se mudando.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
