Woordenlijst
Leer bijwoorden – Portugees (PT)
agora
Devo ligar para ele agora?
nu
Moet ik hem nu bellen?
muito
A criança está muito faminta.
erg
Het kind is erg hongerig.
o suficiente
Ela quer dormir e já teve o suficiente do barulho.
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
demais
Ele sempre trabalhou demais.
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
frequentemente
Tornados não são frequentemente vistos.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
todos
Aqui você pode ver todas as bandeiras do mundo.
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
quase
Está quase meia-noite.
bijna
Het is bijna middernacht.
em cima
Ele sobe no telhado e senta-se em cima.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
já
Ele já está dormindo.
al
Hij slaapt al.
em algum lugar
Um coelho se escondeu em algum lugar.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
gratuitamente
A energia solar é gratuita.
gratis
Zonne-energie is gratis.