Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/93697965.webp
sõitma ümber
Autod sõidavad ringis.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/54887804.webp
tagama
Kindlustus tagab kaitse õnnetuste korral.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/92384853.webp
sobima
Tee ei sobi jalgratturitele.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
cms/verbs-webp/11497224.webp
vastama
Õpilane vastab küsimusele.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/125116470.webp
usaldama
Me kõik usaldame teineteist.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/59250506.webp
pakkuma
Ta pakkus kasta lilli.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
cms/verbs-webp/75487437.webp
juhtima
Kõige kogenum matkaja juhib alati.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/111063120.webp
tutvuma
Võõrad koerad soovivad üksteisega tutvuda.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/105238413.webp
säästma
Saate küttekuludelt raha säästa.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/90309445.webp
toimuma
Matused toimusid üleeile.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
cms/verbs-webp/117311654.webp
kandma
Nad kannavad oma lapsi seljas.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/83636642.webp
lööma
Ta lööb palli üle võrgu.
slaan
Ze slaat de bal over het net.