Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
nõudma
Ta nõudis õnnetuses osalenud isikult kompensatsiooni.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
mööda minema
Kaks inimest lähevad teineteisest mööda.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
ootama
Mu õde ootab last.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
tegelema
Ta tegeleb ebatavalise elukutsega.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
hindama
Ta hindab ettevõtte tulemusi.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
vastutama
Arst vastutab ravi eest.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
ootama
Me peame veel kuu aega ootama.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
tegema
Sa oleksid pidanud seda tund aega tagasi tegema!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
alla kriipsutama
Ta kriipsutas oma väidet alla.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
toimuma
Matused toimusid üleeile.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
avaldama
Kirjastaja on avaldanud palju raamatuid.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.