Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/84476170.webp
nõudma
Ta nõudis õnnetuses osalenud isikult kompensatsiooni.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/35071619.webp
mööda minema
Kaks inimest lähevad teineteisest mööda.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/119613462.webp
ootama
Mu õde ootab last.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/859238.webp
tegelema
Ta tegeleb ebatavalise elukutsega.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/80116258.webp
hindama
Ta hindab ettevõtte tulemusi.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/110667777.webp
vastutama
Arst vastutab ravi eest.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
cms/verbs-webp/94909729.webp
ootama
Me peame veel kuu aega ootama.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/119404727.webp
tegema
Sa oleksid pidanud seda tund aega tagasi tegema!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
cms/verbs-webp/80332176.webp
alla kriipsutama
Ta kriipsutas oma väidet alla.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/90309445.webp
toimuma
Matused toimusid üleeile.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
cms/verbs-webp/102731114.webp
avaldama
Kirjastaja on avaldanud palju raamatuid.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/104825562.webp
seadistama
Sa pead kella seadistama.
instellen
Je moet de klok instellen.