Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/122290319.webp
mettere da parte
Voglio mettere da parte un po’ di soldi ogni mese per più tardi.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancellare
Ha purtroppo cancellato l’incontro.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/90773403.webp
seguire
Il mio cane mi segue quando faccio jogging.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/125884035.webp
sorprendere
Lei ha sorpreso i suoi genitori con un regalo.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/79582356.webp
decifrare
Lui decifra il piccolo stampato con una lente d’ingrandimento.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/102114991.webp
tagliare
Il parrucchiere le taglia i capelli.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/35137215.webp
picchiare
I genitori non dovrebbero picchiare i loro figli.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/68779174.webp
rappresentare
Gli avvocati rappresentano i loro clienti in tribunale.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/102823465.webp
mostrare
Posso mostrare un visto nel mio passaporto.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passare accanto
I due si passano accanto.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/78309507.webp
ritagliare
Le forme devono essere ritagliate.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cms/verbs-webp/68212972.webp
parlare
Chi sa qualcosa può parlare in classe.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.