Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans
rafforzare
La ginnastica rafforza i muscoli.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
venire
Sono contento che tu sia venuto!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
pubblicare
La pubblicità viene spesso pubblicata sui giornali.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
guardare giù
Lei guarda giù nella valle.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
preferire
Molti bambini preferiscono le caramelle alle cose sane.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
lasciare fermo
Oggi molti devono lasciare ferme le loro auto.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
ripetere
Il mio pappagallo può ripetere il mio nome.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
leggere
Non posso leggere senza occhiali.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
chiacchierare
Chiacchierano tra loro.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
perdere
Aspetta, hai perso il tuo portafoglio!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
bruciare
Non dovresti bruciare i soldi.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.