Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/120128475.webp
pensare
Lei deve sempre pensare a lui.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/123519156.webp
trascorrere
Lei trascorre tutto il suo tempo libero fuori.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/123492574.webp
allenarsi
Gli atleti professionisti devono allenarsi ogni giorno.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/84506870.webp
ubriacarsi
Lui si ubriaca quasi ogni sera.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/104820474.webp
suonare
La sua voce suona fantastica.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
cms/verbs-webp/118826642.webp
spiegare
Il nonno spiega il mondo a suo nipote.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/101630613.webp
cercare
Il ladro cerca la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/40326232.webp
capire
Ho finalmente capito il compito!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/101556029.webp
rifiutare
Il bambino rifiuta il suo cibo.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/27564235.webp
lavorare su
Deve lavorare su tutti questi file.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/77572541.webp
rimuovere
L’artigiano ha rimosso le vecchie piastrelle.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendersi cura
Nostro figlio si prende molta cura della sua nuova auto.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.