Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

cause
Alcohol can cause headaches.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

snow
It snowed a lot today.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

go
Where did the lake that was here go?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

drive around
The cars drive around in a circle.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

hang down
The hammock hangs down from the ceiling.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

connect
This bridge connects two neighborhoods.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

influence
Don’t let yourself be influenced by others!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

let go
You must not let go of the grip!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

push
The nurse pushes the patient in a wheelchair.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

come home
Dad has finally come home!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

speak
One should not speak too loudly in the cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
