Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/121102980.webp
ride along
May I ride along with you?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/99196480.webp
park
The cars are parked in the underground garage.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/62000072.webp
spend the night
We are spending the night in the car.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/114993311.webp
see
You can see better with glasses.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overcome
The athletes overcome the waterfall.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/119425480.webp
think
You have to think a lot in chess.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/9435922.webp
come closer
The snails are coming closer to each other.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/125116470.webp
trust
We all trust each other.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/63351650.webp
cancel
The flight is canceled.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/111615154.webp
drive back
The mother drives the daughter back home.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/91442777.webp
step on
I can’t step on the ground with this foot.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/104818122.webp
repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.