Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

count
She counts the coins.
tellen
Ze telt de munten.

let in
It was snowing outside and we let them in.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

do for
They want to do something for their health.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

sort
I still have a lot of papers to sort.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

ride along
May I ride along with you?
meerijden
Mag ik met je meerijden?

publish
The publisher has published many books.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

love
She loves her cat very much.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

run towards
The girl runs towards her mother.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

complete
Can you complete the puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

vote
One votes for or against a candidate.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
