Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

open
The child is opening his gift.
openen
Het kind opent zijn cadeau.

work together
We work together as a team.
samenwerken
We werken samen als een team.

paint
He is painting the wall white.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

depart
Our holiday guests departed yesterday.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.

exhibit
Modern art is exhibited here.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

see clearly
I can see everything clearly through my new glasses.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

marry
Minors are not allowed to be married.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

open
Can you please open this can for me?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

come together
It’s nice when two people come together.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

sort
I still have a lot of papers to sort.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
