Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

viseti
Oba visita na veji.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

raje imeti
Mnogi otroci imajo raje sladkarije kot zdrave stvari.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

preživeti
Ves svoj prosti čas preživi zunaj.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

odstraniti
Obrtnik je odstranil stare ploščice.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

pustiti stati
Danes morajo mnogi pustiti svoje avtomobile stati.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

zažgati
Denarja ne bi smeli zažgati.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

objeti
Mati objame male nogice dojenčka.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

teči proti
Deklica teče proti svoji mami.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

odpreti
Otrok odpira svoje darilo.
openen
Het kind opent zijn cadeau.

videti
Z očali lahko bolje vidiš.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

študirati
Na moji univerzi študira veliko žensk.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
