Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

želesti
Preveč si želi!
willen
Hij wil te veel!

zamuditi
Možakar je zamudil svoj vlak.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

zastopati
Odvetniki na sodišču zastopajo svoje stranke.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

jokati
Otrok joka v kadi.
huilen
Het kind huilt in het bad.

ležati nasproti
Tam je grad - leži ravno nasproti!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

poimenovati
Koliko držav lahko poimenuješ?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

hraniti
Denar hranim v nočni omarici.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

potrebovati
Sem žejen, potrebujem vodo!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

deliti
Gospodinjska dela si delijo med seboj.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

podpreti
Z veseljem podpremo vašo idejo.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

brati
Brez očal ne morem brati.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
