Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/111750432.webp
viseti
Oba visita na veji.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/47802599.webp
raje imeti
Mnogi otroci imajo raje sladkarije kot zdrave stvari.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/123519156.webp
preživeti
Ves svoj prosti čas preživi zunaj.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/77572541.webp
odstraniti
Obrtnik je odstranil stare ploščice.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/28642538.webp
pustiti stati
Danes morajo mnogi pustiti svoje avtomobile stati.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/77646042.webp
zažgati
Denarja ne bi smeli zažgati.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/109071401.webp
objeti
Mati objame male nogice dojenčka.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/21529020.webp
teči proti
Deklica teče proti svoji mami.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/74119884.webp
odpreti
Otrok odpira svoje darilo.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/114993311.webp
videti
Z očali lahko bolje vidiš.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/85623875.webp
študirati
Na moji univerzi študira veliko žensk.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/59121211.webp
pozvoniti
Kdo je pozvonil na vrata?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?