Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

graditi
Otroci gradijo visok stolp.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

sedeti
V sobi sedi veliko ljudi.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

potovati okoli
Veliko sem potoval po svetu.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

mimoiti
Vlak nas mimoiti.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

ubiti
Pazite, z tisto sekiro lahko koga ubijete!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

zahtevati
Od osebe, s katero je imel nesrečo, je zahteval odškodnino.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

potisniti
Medicinska sestra potiska pacienta v invalidskem vozičku.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

misliti
Koga misliš, da je močnejši?
denken
Wie denk je dat sterker is?

izginiti
Kam je izginilo jezero, ki je bilo tukaj?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

priti
Vesel sem, da si prišel!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

trenirati
Profesionalni športniki morajo trenirati vsak dan.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
