Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

publiseer
Die uitgewer het baie boeke gepubliseer.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

meld aan
Almal aan boord meld by die kaptein aan.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

staan op
Sy kan nie meer op haar eie staan nie.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

verf
Ek wil my woonstel verf.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

werk
Sy werk beter as ’n man.
werken
Ze werkt beter dan een man.

lei
Hy geniet dit om ’n span te lei.
leiden
Hij leidt graag een team.

nodig hê
Ek’s dors, ek het water nodig!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

uitgaan
Die meisies hou daarvan om saam uit te gaan.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

kanselleer
Die vlug is gekanselleer.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

sluit
Sy sluit die gordyne.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

uitmekaar haal
Ons seun haal alles uitmekaar!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
