Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/115113805.webp
gesels
Hulle gesels met mekaar.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/98561398.webp
meng
Die skilder meng die kleure.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/119613462.webp
verwag
My suster verwag ’n kind.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/123179881.webp
oefen
Hy oefen elke dag met sy skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeur
Iets sleg het gebeur.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Jy moes dit ’n uur gelede gedoen het!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
cms/verbs-webp/89636007.webp
teken
Hy het die kontrak geteken.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/120282615.webp
belê
Waarin moet ons ons geld belê?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/91367368.webp
stap
Die gesin gaan Sondae stap.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/68761504.webp
kontroleer
Die tandarts kontroleer die pasiënt se tande.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/859238.webp
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.