Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/74036127.webp
mis
Die man het sy trein gemis.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/84847414.webp
versorg
Ons seun versorg sy nuwe motor baie goed.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/115113805.webp
gesels
Hulle gesels met mekaar.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/79317407.webp
beveel
Hy beveel sy hond.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitpraat
Sy wil by haar vriendin uitpraat.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/121820740.webp
begin
Die stappers het vroeg in die oggend begin.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/95625133.webp
liefhê
Sy is baie lief vir haar kat.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/118483894.webp
geniet
Sy geniet die lewe.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/74693823.webp
nodig hê
Jy het ’n domkrag nodig om ’n wiel te verander.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbring
Die hond bring die speelding terug.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudig
Jy moet ingewikkelde dinge vir kinders vereenvoudig.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proe
Die hoofsjef proe die sop.
proeven
De chef-kok proeft de soep.