Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
kom bymekaar
Dit’s lekker as twee mense bymekaar kom.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
vermoed
Hy vermoed dat dit sy vriendin is.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
hoor
Ek kan jou nie hoor nie!
horen
Ik kan je niet horen!
terugbel
Bel my asseblief môre terug.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
stomslaan
Die verrassing slaan haar stom.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
staan op
Sy kan nie meer op haar eie staan nie.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
omhels
Die moeder omhels die baba se klein voetjies.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
vra
Hy vra haar om vergifnis.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
ritsel
Die blare ritsel onder my voete.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
opstaan vir
Die twee vriende wil altyd vir mekaar opstaan.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
kyk na
Op vakansie het ek baie besienswaardighede bekyk.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.