Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

beveel
Hy beveel sy hond.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

saamry
Mag ek saam met jou ry?
meerijden
Mag ik met je meerijden?

beskryf
Hoe kan mens kleure beskryf?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

wegdoen
Hierdie ou rubber bande moet afsonderlik weggedoen word.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

uittrek
Onkruid moet uitgetrek word.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

monitor
Alles word hier deur kameras gemonitor.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

oorneem
Die sprinkane het oorgeneem.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

stel voor
Hy stel sy nuwe vriendin aan sy ouers voor.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

herinner
Die rekenaar herinner my aan my afsprake.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

verkoop
Die koopwaar word uitverkoop.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

gebeur
Iets sleg het gebeur.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
