Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
moet
Hy moet hier afklim.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
verbygaan
Die middeleeuse periode het verbygegaan.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
verduur
Sy kan die pyn skaars verduur!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
liefhê
Sy is regtig lief vir haar perd.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
vorder
Slakke maak slegs stadige vordering.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
eet
Die hoenders eet die korrels.
eten
De kippen eten de granen.
stop
Jy moet by die rooi lig stop.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
ry weg
Sy ry weg in haar motor.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
stuur
Hierdie maatskappy stuur goedere regoor die wêreld.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
voel
Die ma voel baie liefde vir haar kind.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
voltooi
Hy voltooi sy drafroete elke dag.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.