Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/80552159.webp
virke
Motorsykkelen er ødelagt; den virker ikke lenger.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
cms/verbs-webp/82095350.webp
skyve
Sykepleieren skyver pasienten i en rullestol.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passere forbi
De to passerer hverandre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/113671812.webp
dele
Vi må lære å dele vår rikdom.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/109157162.webp
komme lett
Surfing kommer lett for ham.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/21689310.webp
velge ut
Læreren min velger ofte ut meg.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/63868016.webp
returnere
Hunden returnerer leketøyet.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beskytte
En hjelm skal beskytte mot ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/89084239.webp
redusere
Jeg må definitivt redusere mine oppvarmingskostnader.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/82669892.webp
Hvor går dere begge to?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/63351650.webp
avlyse
Flyvningen er avlyst.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppe
Politikvinnen stopper bilen.
stoppen
De agente stopt de auto.