Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

amare
Lei ama davvero il suo cavallo.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

aspettare
Dobbiamo ancora aspettare un mese.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

chiedere
Lui le chiede perdono.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

mangiare
Le galline mangiano i chicchi.
eten
De kippen eten de granen.

mescolare
Il pittore mescola i colori.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

incontrare
A volte si incontrano nella scala.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

rivedere
Finalmente si rivedono.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

ringraziare
Ti ringrazio molto per questo!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!

creare
Chi ha creato la Terra?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

fare un errore
Pensa bene per non fare un errore!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

ostentare
A lui piace ostentare i suoi soldi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
