Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/119302514.webp
chiamare
La ragazza sta chiamando la sua amica.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
cms/verbs-webp/121112097.webp
dipingere
Ho dipinto un bel quadro per te!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/33564476.webp
consegnare
Il ragazzo delle pizze consegna la pizza.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mescolare
Puoi fare un’insalata sana mescolando verdure.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
cms/verbs-webp/114379513.webp
coprire
Le ninfee coprono l’acqua.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/63244437.webp
coprire
Lei copre il suo viso.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cms/verbs-webp/109588921.webp
spegnere
Lei spegne la sveglia.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/89636007.webp
firmare
Ha firmato il contratto.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/94482705.webp
tradurre
Lui può tradurre tra sei lingue.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/106997420.webp
lasciare intatto
La natura è stata lasciata intatta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/90554206.webp
riferire
Lei riferisce lo scandalo alla sua amica.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/1422019.webp
ripetere
Il mio pappagallo può ripetere il mio nome.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.