Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/95655547.webp
slippe foran
Ingen vil slippe ham foran i supermarkedkassen.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/101556029.webp
nekte
Barnet nekter maten sin.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/94193521.webp
svinge
Du kan svinge til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/108991637.webp
unngå
Hun unngår kollegaen sin.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/122707548.webp
stå
Fjellklatreren står på toppen.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/95543026.webp
delta
Han deltar i løpet.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/87142242.webp
henge ned
Hengekøyen henger ned fra taket.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/75195383.webp
være
Du bør ikke være trist!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
cms/verbs-webp/119952533.webp
smake
Dette smaker virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/109588921.webp
slå av
Hun slår av vekkerklokken.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/127620690.webp
beskatte
Bedrifter beskattes på forskjellige måter.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/100649547.webp
ansette
Søkeren ble ansatt.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.