Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

reikalauti
Jis reikalauja kompensacijos.
eisen
Hij eist compensatie.

nustatyti
Data yra nustatoma.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

įvykti
Čia įvyko avarija.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

parvežti
Mama parveža dukrą namo.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

naudoti
Net maži vaikai naudoja planšetinius kompiuterius.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

pabrėžti
Galite gerai pabrėžti akis su makiažu.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

pašalinti
Eskavatorius pašalina dirvą.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.

paruošti
Ji paruošė jam didelį džiaugsmą.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

atsisveikinti
Moteris atsisveikina.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

išmesti
Jis užsteigia ant išmestojo bananų lukšto.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

domėtis
Mūsų vaikas labai domisi muzika.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
