Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/18316732.webp
köra igenom
Bilen kör igenom ett träd.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/1422019.webp
upprepa
Min papegoja kan upprepa mitt namn.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/102304863.webp
sparka
Var försiktig, hästen kan sparka!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/128159501.webp
blanda
Olika ingredienser måste blandas.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/93697965.webp
köra runt
Bilarna kör runt i en cirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/85860114.webp
gå vidare
Du kan inte gå längre vid den här punkten.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/102167684.webp
jämföra
De jämför sina siffror.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/118008920.webp
börja
Skolan börjar just för barnen.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passera
De två passerar varandra.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportera
Lastbilen transporterar varorna.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/120368888.webp
berätta
Hon berättade en hemlighet för mig.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/8451970.webp
diskutera
Kollegorna diskuterar problemet.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.