Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/124458146.webp
usaldama
Omanikud usaldavad oma koerad mulle jalutuskäiguks.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/119289508.webp
hoidma
Sa võid raha alles hoida.
houden
Je mag het geld houden.
cms/verbs-webp/108556805.webp
alla vaatama
Aknast sain ma rannale alla vaadata.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/74916079.webp
saabuma
Ta saabus õigeaegselt.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/43100258.webp
kohtuma
Mõnikord kohtuvad nad trepikojas.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
cms/verbs-webp/89084239.webp
vähendama
Ma pean kindlasti vähendama oma küttekulusid.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/63935931.webp
keerama
Ta keerab liha.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/27076371.webp
kuuluma
Minu naine kuulub mulle.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/91254822.webp
korjama
Ta korjas õuna.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/102853224.webp
kokku tooma
Keelekursus toob kokku õpilasi üle kogu maailma.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/119747108.webp
sööma
Mida me täna sööma tahame?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/89025699.webp
kandma
Eesel kannab rasket koormat.
dragen
De ezel draagt een zware last.