Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/129244598.webp
piirama
Dieedi ajal peab toidu tarbimist piirama.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/85860114.webp
edasi minema
Sa ei saa sellest punktist edasi minna.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/100298227.webp
kallistama
Ta kallistab oma vana isa.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/118483894.webp
nautima
Ta naudib elu.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/97188237.webp
tantsima
Nad tantsivad armunult tangot.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
cms/verbs-webp/94153645.webp
nutma
Laps nutab vannis.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/32312845.webp
välistama
Grupp välistab ta.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
cms/verbs-webp/68779174.webp
esindama
Advokaadid esindavad oma kliente kohtus.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/124274060.webp
jätma
Ta jättis mulle ühe pitsaviilu.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/74036127.webp
maha jätma
Mees jäi rongist maha.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/5135607.webp
välja kolima
Naaber kolib välja.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/85010406.webp
üle hüppama
Sportlane peab takistuse üle hüppama.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.