Sõnavara

Õppige tegusõnu – hollandi

cms/verbs-webp/70624964.webp
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
lõbutsema
Meil oli lõbustuspargis palju lõbu!
cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
sõitma ümber
Autod sõidavad ringis.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
lähemale tulema
Teod tulevad üksteisele lähemale.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
nimetama
Kui palju riike oskad sa nimetada?
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
segama
Ta segab puuviljamahla.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
loobuma
Ta loobus oma tööst.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
avaldama
Reklaami avaldatakse sageli ajalehtedes.
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
algama
Uus elu algab abieluga.
cms/verbs-webp/115153768.webp
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
selgelt nägema
Näen oma uute prillidega kõike selgelt.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
kasutama
Tules kasutame gaasimaske.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
arutama
Kolleegid arutavad probleemi.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
maha põlema
Tuli põletab maha palju metsa.