Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/111160283.webp
imaginar
Ela imagina algo novo todos os dias.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/117490230.webp
pedir
Ela pede café da manhã para si mesma.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/118485571.webp
fazer por
Eles querem fazer algo por sua saúde.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/68779174.webp
representar
Advogados representam seus clientes no tribunal.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/118861770.webp
temer
A criança tem medo no escuro.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
cms/verbs-webp/91930542.webp
parar
A policial para o carro.
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garantir
O seguro garante proteção em caso de acidentes.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/109588921.webp
desligar
Ela desliga o despertador.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/87205111.webp
assumir
Os gafanhotos assumiram o controle.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/98977786.webp
nomear
Quantos países você pode nomear?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/68761504.webp
examinar
O dentista examina a dentição do paciente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/115172580.webp
provar
Ele quer provar uma fórmula matemática.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.