Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

imaginar
Ela imagina algo novo todos os dias.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

pedir
Ela pede café da manhã para si mesma.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

fazer por
Eles querem fazer algo por sua saúde.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

representar
Advogados representam seus clientes no tribunal.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

temer
A criança tem medo no escuro.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.

parar
A policial para o carro.
stoppen
De agente stopt de auto.

garantir
O seguro garante proteção em caso de acidentes.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

desligar
Ela desliga o despertador.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

assumir
Os gafanhotos assumiram o controle.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

nomear
Quantos países você pode nomear?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

examinar
O dentista examina a dentição do paciente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
