Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/104818122.webp
consertar
Ele queria consertar o cabo.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/91930542.webp
parar
A policial para o carro.
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/94555716.webp
tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/91997551.webp
entender
Não se pode entender tudo sobre computadores.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/44159270.webp
devolver
A professora devolve as redações aos alunos.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/87317037.webp
brincar
A criança prefere brincar sozinha.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/101158501.webp
agradecer
Ele agradeceu com flores.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/124458146.webp
deixar
Os donos deixam seus cachorros comigo para um passeio.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/125884035.webp
surpreender
Ela surpreendeu seus pais com um presente.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/11497224.webp
responder
O estudante responde à pergunta.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/63645950.webp
correr
Ela corre todas as manhãs na praia.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/123786066.webp
beber
Ela bebe chá.
drinken
Ze drinkt thee.