Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

consertar
Ele queria consertar o cabo.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

parar
A policial para o carro.
stoppen
De agente stopt de auto.

tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

entender
Não se pode entender tudo sobre computadores.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

devolver
A professora devolve as redações aos alunos.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

brincar
A criança prefere brincar sozinha.
spelen
Het kind speelt liever alleen.

agradecer
Ele agradeceu com flores.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

deixar
Os donos deixam seus cachorros comigo para um passeio.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

surpreender
Ela surpreendeu seus pais com um presente.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

responder
O estudante responde à pergunta.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

correr
Ela corre todas as manhãs na praia.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
