Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/109766229.webp
sentir
Ele frequentemente se sente sozinho.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/115520617.webp
atropelar
Um ciclista foi atropelado por um carro.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/110045269.webp
completar
Ele completa sua rota de corrida todos os dias.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/116166076.webp
pagar
Ela paga online com um cartão de crédito.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/93697965.webp
conduzir
Os carros conduzem em círculo.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/70055731.webp
partir
O trem parte.
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/87317037.webp
brincar
A criança prefere brincar sozinha.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/57481685.webp
repetir
O estudante repetiu um ano.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/21689310.webp
chamar
Minha professora frequentemente me chama.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/71612101.webp
entrar
O metrô acaba de entrar na estação.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/18473806.webp
ter vez
Por favor, espere, você terá sua vez em breve!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
cms/verbs-webp/21529020.webp
correr em direção
A menina corre em direção à sua mãe.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.