Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

ņemt
Viņai jāņem daudz medikamentu.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

rakstīt
Bērni mācās rakstīt.
spellen
De kinderen leren spellen.

nosedz
Bērns sevi nosedz.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

karāties
Abi karājas uz zara.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

satikt
Viņi pirmo reizi satikās internetā.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.

minēt
Tev ir jāmin, kas es esmu!
raden
Je moet raden wie ik ben!

sajaukt
Dažādām sastāvdaļām ir jābūt sajauktām.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

ēst
Ko mēs šodien gribētu ēst?
eten
Wat willen we vandaag eten?

krāsot
Viņa ir uzkrāsojusi savas rokas.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

iedomāties
Katru dienu viņa iedomājas kaut ko jaunu.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

pārvietoties
Veselīgi daudz pārvietoties.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
